Over Bevroren en Onbevroren Tijd
De dood heeft tijd nodig om te groeien in wat het doodt...
William S. Burroughs(1)


Een dolende tocht
Een paard en zwarte berijder trekken op en draaien cirkels in een zware sneeuwstorm. Langzaam verdwijnen ze uit het zicht; ze lijken afkomstig uit een onbestemde tijd. Is dit een dolende ridder van de Apocalyps, een verdwaalde 20e-eeuwse ontdekkingsreiziger, een zwerver op een toekomstige kale planeet? Dat blijft onnavolgbaar, want deze figuren zijn fundamenteel anachronistisch: geboren in een gewrichtsloze tijd. De niet-aflatende sneeuwval vervaagt wit met wit en construeert een landschap zonder horizon. De ruiter is ondergedompeld in een grenzeloze uitgestrektheid; hij heeft geen richting meer en kan overal en nergens heen. Het hoofdpantser van paard en berijder lijkt geen bescherming te bieden tegen het razen van de elementen. Ze strijden nog slechts om te overleven. Terwijl ze zigzaggend en richtingloos voortbewegen, moeten zij hun krachten meten met zowel een onmetelijke vlakte als een verslindende tijd: de tijd die het kost om aan dit open labyrint van onmetelijke ruimte te ontsnappen of de tijd die hen nog rest voor ze bezwijken aan de dodelijke kou. Het paard laat zich leiden door zijn instinct en probeert te overleven in het hier en nu, terwijl de paardrijder nog steeds door rede gedreven wordt, ondanks de onheilspellende omstandigheden. Een glimp van hoop gebaseerd op het vermogen om iets te voorzien voorbij wat nabij is. Door de naderende instorting van het paard en de voortdurende dwaling van de ruiter wordt deze sterke verbondenheid tussen mens en dier verbroken, omdat ze zijn overgelaten aan hun gescheiden lot. Beide gevangen en bevroren in een fractie van de tijd. Fracties om de eigen tijd te markeren, om door te vechten en te leven, of te capituleren voor de alles verslindende tanden van de dood. Een wijd wit firmament, waarin slechts minimale variaties en herhalingen een steunpunt bieden om door dit ruimtetijdelijke ijslandschap te bewegen.

Het glibberige tijdsoppervlak
Geïsoleerd, een ongebruikelijke chronometer: een zwart polshorloge met een blanco wijzerplaat en slechts 1 wijzer die er 1000 jaar over doet om 1 maal rond te gaan. Het gestage tikken van het horloge doet de kijker vermoeden dat het uurwerk beweegt terwijl het aangegeven tijdsbestek met precisie wordt gemeten. Een duizelingwekkende tijdsspanne waarin de wijzer gedurende de gemiddelde levensduur van een mens slechts ongeveer 4 mm vooruitgaat. Men wordt hier geconfronteerd met abstracte tijd, die niet als een materiële eigenschap wordt beschouwd, maar als een onvoorwaardelijke voorwaarde die ten grondslag ligt aan het ontstaan van elk fenomeen. De tijd is blanco, net als het horloge, en wordt alleen zichtbaar door de sporen die het achterlaat op zijn ruimtelijke maskers: i.e. stilstand/beweging, groei/verval, orde/chaos. Ontdaan van enige waarneembare beweging, van enig merkbaar effect, toont het horloge tijd op een abstracte en ongrijpbare manier: als een ijzig zwart oppervlak dat zich millennialang uitstrekt en geen houvast biedt voor een beleefde ervaring. Het zwarte horloge brengt een toestand teweeg die wordt weerspiegelt in een waarneming van Wittgenstein: “We zijn op glibberig ijs beland waar alle frictie ontbreekt en dus zijn de omstandigheden in zekere zin ideaal, maar we zijn ook, juist daardoor, niet meer in staat om te lopen. We willen lopen, dus we hebben frictie nodig. Terug naar de ruwe grond!”(2). In dit geval bestaat het glibberige ijs uit de gladde, frictieloze ontvouwing van een onvoorwaardelijke tijd die niet de trekkracht biedt voor het ontstaan van een voorwaardelijke gebeurtenis. Juist binnen de spanne van dit ijzige tijdsbestek kunnen verschillende fracties genoeg frictie bieden om een gebeurtenis houvast te geven. De gebeurtenis ontstaat uit de tijd als een onomkeerbare wording, die het verschil markeert tussen het verleden en de toekomst en een ruwe ondergrond biedt om een verhaal in gang te zetten. Hoewel tijd de eerste voorwaarde is voor de gebeurtenis, wordt deze gaandeweg door andere factoren bepaald, waarbij temperatuur een hoofdrolspeler is.

Een kwestie van graden
Zoals de donkere paardrijder kan bevestigen, wordt tijd door kou vertraagd; brengt kou dingen tot stilstaand en laat het leven plotseling eindigen. Het paard en zijn ruiter zijn een eiland van warmte in een oceaan van aangekondigde kou. Hun manier van overleven is het behouden van hun lichaamswarmte in een bevroren omgeving. Net als alle fysieke systemen zijn ze onderhevig aan veranderingen in de loop der tijd die worden bepaald door thermodynamische processen en hun variabelen (zoals temperatuur, energie en entropie). Om de biochemische voorwaarden voor het ontstaan van leven – als een zeer bijzondere gebeurtenis – en het behouden daarvan te scheppen, moet in de loop der tijd een zeer delicate balans tussen warmte en kou in stand worden gehouden. Beweging in tijd werkt hitte op, kou verkwist het en kondigt uiteindelijk het einde van de sterfelijke tijd aan. Maar kou wist en vernietigt niet alleen, het beschermt ook tegen ontbinding. Onder bepaalde omstandigheden – zoals de 77 Kelvin van de cryogene wetenschap – kan leven hypothetisch in een slapende stand worden gehouden. Een plotselinge galop, terug in de hitte van de tijd, kan dus onder de juiste ontdooiingomstandigheden niet worden uitgesloten. Dit moet echter nog blijken, want in de reeks gebeurtenissen die zich rond de reis van de mysterieuze paardrijder ontvouwen, zijn er voorlopig alleen maar objectfragmenten en fracties van tijd die de mogelijke resultaten aangeven. In het bijzonder zijn er objecten, beelden en geluidswerken waaruit men de kleur kan afleiden van wat er te zijner tijd komen gaat.

Voorwaarts in een spiraal
In zijn loop schenkt tijd het leven aan gebeurtenissen die onomkeerbaar zijn, waarin het onmogelijk is om tot de oorspronkelijke staat terug te keren, om een circulaire terugkeer tot een ideaal begin te maken. De pijl van de tijd beweegt eeuwig voorwaarts terwijl de verspilling van warmte en energie zijn entropische werk beïnvloedt. Niettemin blijven cirkels terugkomen als een bewegende spiraal, altijd in herhaling en toch altijd anders. Als een echo van de beelden van 77k, is daar een live remix van de Goldbergvariaties van Bach, waarbij zeven platen in een frictiegroef blijven hangen en over verschillende noten van de openingsmelodie huppelen. Een achtste plaat speelt een aanhoudende toon die de tijd onderstreept als een blijvende voorwaarde voor het ontstaan. Het resultaat is muziek die resoneert met het niet-aflatende ronddraaien van de paardrijder in de ijswoestenij. Een variatie op de variaties waarbij de muziek van Bach onderhevig is aan een nooit eerder gehoorde nieuwe combinatie en transformatie. Een plastisch object voegt nog een extra accent toe aan de rijkgeschakeerde tijdelijkheid van deze open accumulatie van verhalende draden. De tentoongestelde zwarte beschermende helm van het paard verankert de filmische beelden in een tastbaar element, en roept speculaties op over de herkomst en het lot van het paard. Is dit een opgegraven overblijfsel van een vroegere gebeurtenis, of een aanwijzing van iets dat nog moet plaatsvinden? Terwijl een koffer met een verzameling verschillend gekleurde neonlampen juist een raadselachtige wending toevoegt. Wat is het doel van dit object in de reeks? Levendige kleuren als contrast met het dodelijke ijskoude wit? Een signaal uit een vervlogen tijd die niet opnieuw tot leven kan komen? Een hoopvol baken voor een tijd die nog moet komen? Hier, net als elders in Lost in Time – het uitgebreide ‘werk in uitvoering’ van Patrick Bernatchez – staat elk element open voor vele interpretaties en moet elk element worden beschouwd als onderdeel van een zich voortdurend ontwikkelend geheel, waarin de afzonderlijke werken niet los van elkaar kunnen staan. Want de kunstenaar werkt volgens een onwrikbare allegorische methode, waarmee verschillende fragmenten in de loop van de tijd voortdurend worden aangepast en bij elkaar geplaatst, zonder ooit samen te smelten tot een overkoepelend en afgerond werk. In dit project, net als bij zijn eerder projectcyclus Chrysalides, wordt zowel het proces als het werk gestuurd door een tijdelijke ontvouwing waarbinnen de betekenis voortdurend verschuift, terwijl de fragmenten worden geïtereerd en gecompliceerd. Door te werken tegen de achtergrond van het constante en aangrijpende ritme van het duizendjarige uurwerk, streeft zijn kunst er niet naar om dingen in veiligheid te brengen voor de tijdelijke veranderlijkheid, maar eerder om dat wat rijpt in de tijd te begeleiden, zowel in leven als dood. In de nauwe ruimte tussen tijdfracties en temperatuurhoogten, blijft de kunstenaar dus een fractaal web weven waarvan slechts de tijd zal uitwijzen welk patroon deze draden gaan volgen.

Bernard Schütze
Augustus 2012

Bernard Schütze is een onafhankelijk kunstcriticus, curator en vertaler. Hij schrijft regelmatig artikelen voor diverse kunsttijdschriften en heeft ontelbare essays voor catalogussen en monografieën over kunstenaars geschreven. Als spreker, is hij uitgenodigd om presentaties te geven bij diverse kunstgerelateerde evenementen en universiteiten in Canada en Europa. Hij woont en werkt in Montreal.

1. William S. Burroughs, Ah Pook is Here, and other texts, Riverrun Press, New York, 1982, p.26.
2. Ludwig Wittgenstein, Philosophical Investigations, part I, Blackwell Publishing, London,1953, p. 107.