Thuistezien 17 — 08.04.2020

Gregor Schneider heeft een huis, en mondkapjes

Wereldkunst #6 In het Duitse plaatsje Rheydt werkt kunstenaar Gregor Schneider al zijn hele leven aan ‘Haus u r’, een installatie in zijn ouderlijk huis. Nu heeft hij ook het geboortehuis van Joseph Goebbels gekocht.
Hans den Hartog Jager, NRC (lees op NRC.nl)

Gregor Schneider, Essen, performance in het geboortehuis van Joseph Goebbels, Odenkirchener Str. 202, Rheydt, Duitsland, 2014.
Foto’s Gregor Schneider / VG Bild-Kunst Bonn
Gregor Schneider, een van de beste kunstenaars van Duitsland, is de eigenaar van het geboortehuis van Joseph Goebbels. Dat maakte me zo nieuwsgierig, dat ik Schneider (1969) op 25 februari opzocht in zijn woonplaats Rheydt, een voorstadje van Mönchengladbach. Die avond, terug in Nederland, luidde de voorpaginakop van NRC Handelsblad: ‘Mijlpaal #MeToo: Weinstein cel in’. Daarboven leek corona nog ver weg: ‘Nederland vindt Italië en Singapore nu ook een risico’. Zes weken later zitten we allemaal thuis en heeft Harvey Weinstein het virus in zijn cel opgelopen.

En bleek Gregor Schneider een corona-kunstenaar avant la lettre...
Schneiders oeuvre bestaat bijna helemaal uit huizen, kamers, ruimtes. Die gaan eigenlijk altijd over de vraag wat ruimtes precies bij bezoekers teweegbrengen. Zijn beroemdste werk is Haus u r, dat zich nog het beste laat omschrijven als een grote, semi-permanente, zeer onpraktische verbouwing. Al sinds zijn zeventiende werkt Schneider aan het project, in een onopvallend familiehuis in Rheydt dat naast de loodfabriek van zijn familie staat. Daar bouwt en verbouwt hij voortdurend nieuwe kamers in de bestaande – nieuwe vloeren, wanden, plafonds, zo perfect dat die nieuwe kamers volkomen authentiek lijken. Maar doordat ze zich in de bestaande bevinden, raakt de natuurlijke ‘doorloop’ van het huis ontregeld – de hoogte van de vloeren verschilt soms tientallen centimeters, deuren worden half geblokkeerd en tussen de echte en de ‘nep’-ruimtes heeft Schneider onheilspellende, donkere ‘kruipruimtes’ aangebracht. Elke ruimte in Haus u r is eigenlijk een kamervormige sculptuur met een eigen sfeer – soms huiselijk, soms verlaten, soms dreigend. En het huis als geheel een complexe stapeling van ‘kamer-sculpturen’, een enorme blokkendoos van ruimtes en sferen die je nooit geheel kunt overzien.

Gregor Schneider
Foto Masanobu Nishino
Haus u r is óók een mythe. Dat komt vooral omdat hij er op de Biënnale van Venetië in 2001 in het Duitse paviljoen een kopie van bouwde, waar zich lange rijen voor verzamelden en die zo’n indruk maakte dat hij er meteen de Gouden Leeuw mee won. En omdat het oer-Haus u r ondertussen nog steeds niet toegankelijk is – en dus springt mijn hart open als Schneider me op station Rheydt ophaalt en zonder omhaal van woorden meedeelt dat we daar straks nog langs gaan.

Dat is niet de enige verrassing. Schneider heeft in Duitsland de reputatie moeilijk te zijn, controversieel, een kluizenaar, die van dreiging houdt. Maar kijk wat er tegenover me staat: een vriendelijke man met een open, jongensachtig gezicht, knap als het voormalig lid van een boyband. Hij praat meteen honderduit, maar stelt één voorwaarde: hij wil niet rechtstreeks worden geciteerd, „want dan moet ik alles weer nakijken”. Gregor Schneider lijkt graag ongrijpbaar te willen blijven.

‘De geest’
Schneiders werk mag dan vooral bestaan uit zelfgebouwde kamers en huizen, hij lijkt vooral gefascineerd door ‘de geest’ die hij met zijn ruimtes kan oproepen, en door de vraag wat de geschiedenis daaraan kan bijdragen. En daarin gaat hij ver. Zo bedacht Schneider in 2005 om een kopie van de Ka’aba, de fascinerende heilige ‘zwarte kubus’ in Mekka, op het San Marco Plein in Venetië neer te zetten – wat door de organisatoren, uit angst voor moslimgeweld, op het laatste moment werd afgeblazen. Schneider probeerde vervolgens op verschillende plaatsen het werk alsnog te installeren, maar die pogingen mislukten alle – tot hij Cube eindelijk mocht opbouwen naast de Hamburger Kunsthalle, in het kader van een tentoonstelling over Malevitsj’ Zwarte vierkant.

Gregor Schneider, Cube, Hamburg 2007.
Foto Gregor Schneider / VG Bild-Kunst, Bonn
Bijna even geruchtmakend was Weisse Folter, in 2007 in K21 in Düsseldorf: een lange, opvallend cleane, zeer ongemakkelijke ‘gevangenis’, geïnspireerd op de cellen in Guantánamo Bay – nieuwe martelkamers als kunst.

We lopen door Rheydt en Schneider neemt me mee naar een lunchroom schuin tegenover het voormalige stadhuis, een eind negentiende-eeuwse renaissancekopie met een hoog terras. Hier, vertelt hij, hield Joseph Goebbels zijn toespraken; tegenwoordig ligt op straatniveau een café waar de beroemde schilder Markus Lüpertz wel eens zit. Schneider is zo overduidelijk gefascineerd door de sporen, zichtbaar en onzichtbaar, die mensen achterlaten dat het nogal navrant is, zoals hij vertelt, dat hij er nauwelijks in slaagt zijn werk te verkopen – musea vinden het te groot, te ingrijpend. Of misschien vinden ze het wel te dreigend.

Gregor Schneider, Passageway No. 1, Deurle 2006 - Düsseldorf 2007.
Foto Gregor Schneider / VG Bild-Kunst Bonn
Na de lunch gaan we naar zijn opslagplaatsen. In de eerste bevinden zich zijn studio en zijn kantoor, de tweede blijkt een gigantisch, zeker vijftien meter hoog, half-verlaten pakhuis aan de rand van Rheydt. Het is een wonderlijke plek: bijna al Schneiders werken staan hier, zijn hele wereld, in de vorm van handzame bouwpakketten, afgedekt met plastic. ‘Treppenhaus Raum Venedig 2001’ meldt een etiket, een ander ‘N. Schmidt’, het fantastische meer-kamer-werk dat Schneider in 2017 maakte voor de Skulptur Projekte Münster. De opslag, ondertussen, is zo groot dat Schneiders oeuvre erin lijkt te zweven. De ruimte zit vol donkere hoeken en krochten. Er ligt vogelpoep op de vloer.

Schneider, ondertussen, is op gang gekomen. Voor ik het weet rijden we naar Lützerath, twintig minuten zuidelijk van Rheydt. Het is een van de dorpjes die door de Duitse regering is opgekocht om ruimte te maken voor de uitdijende bruinkoolmijnen – hoewel die langzaam aan populariteit verliezen, kunnen de huizen elk moment worden afgebroken. Maar ze staan er nog: klassieke spookdorpen, met huizen waarvan de ramen soms zijn dichtgetimmerd, maar waar soms ook nog gordijnen hangen en plastic bloemen in de vensterbank staan. Schneider is opvallend alert op tegemoetkomend verkeer, bijna terloops vertelt hij dat hij hier soms kant-en-klare ramen en kozijnen voor zijn installaties haalt. Langzaam krijg ik het gevoel dat we samen zijn afgedaald naar een wereld vol geesten en verlaten huizen. Vanuit Lützerath rijden we als vanzelfsprekend door naar Goebbels’ geboortehuis.

Verdwaalde nazi
Schneider vertelt dat hij al langer wist dat Goebbels’ geboortehuis in Rheydt stond, enkele honderden meters van zijn Haus u r zelfs, maar dat de gemeente er weinig ruchtbaarheid aan gaf – zelfs al legde een verdwaalde nazi er wel eens bloemen voor de deur. Toen hij het pand in 2013 ‘zomaar’ aantrof op Immobilienscout, het Duitse Funda, sloeg hij snel toe: de verkopers, de familie Schmitz, bleken het rechtstreeks van de familie Goebbels te hebben overgenomen.


Schneider trof in het half-verlaten huis allerlei nazi-parafernalia aan: nazi-foto’s, -boeken, zelfs een schedelmeter. Hij besloot er tijdelijk te gaan wonen. Hij maakte soep in Goebbels’ keuken, sliep in Goebbels’ slaapkamer. Toen hij zich verder in diens verleden verdiepte, ontdekte hij dat Goebbels het huis zelfs in zijn dagboeken had beschreven. Maar zo groeide ook de last van de historische verantwoordelijkheid: kon hij wel kunst gaan maken van zo’n huis? Was dat niet te beladen? Moest hij niet voorkomen dat het een bedevaartsoord werd? Uiteindelijk besloot Schneider tot een radicale ingreep: in 2014 sloopte hij het volledige interieur uit de woning en exposeerde het puin in het Zacheta Museum in Warschau – de stad die door de Duitse Endlösung zo zwaar was getroffen.

Gregor Schneider, Schlafen, performance in het geboortehuis van Joseph Goebbels, Odenkirchener Str. 202, Rheydt, Duitsland, 2014.
Foto’s Gregor Schneider / VG Bild-Kunst Bonn
Natuurlijk ziet het huis, als we er aankomen, er volstrekt onschuldig uit. De gevel is mintgroen, Schneider waarschuwt dat er niet veel is te zien. En inderdaad: hij heeft nauwelijks meer dan een kaal casco overgelaten. De trap naar boven is weg en Schneider heeft zelfs de hele vloer van de eerste verdieping eruit gesloopt – in de leegte wijst hij naar boven, naar de plek waar Goebbels’ kinderbed stond. Afbreken gaat niet, geeft hij aan, want het huis staat in een blok. Het is alsof hij de geschiedenis tot zijn kern heeft afgepeld, om de geesten van het verleden maximaal te verjagen.

Dan rijden we naar Haus u r – een moment waar ik naar heb uitgekeken. Ook dit is weer opvallend onopvallend, een doodnormaal huis zonder opsmuk, terwijl het misschien wel een van de meest legendarische kunstwerken is van de afgelopen twintig jaar. Schneider vertelt dat hij het al die jaren tot zijn beschikking heeft kunnen houden omdat het huis dient als buffer tussen de loodfabriek van de familie en een boze, veel-procederende buurman, die geen poot heeft om op te staan zolang dit huis het zicht tussen hem en de fabriek belemmert. Net als we uit de auto willen stappen, houdt Schneider me tegen. Hij wijst: daar komt de bewuste buurman aangelopen. Een oude man, gebogen lopend aan de arm van een jongere vrouw. Wanneer zou hij zijn geboren?

We betreden Schneiders meest persoonlijke project. Boven de brievenbus hangt een bordje met ‘Schneider’ erop, daaronder een ander met ‘N. Schmidt’ – die woont hier dus ook. Het huis is anders dan ik me uit Venetië herinner: minder sculpturaal, ‘gewoner’, maar dat maakt het mysterie alleen maar groter. Schneider leidt me rond door de ruimtes, allemaal kaal, maar met een andere sfeer: een gang als een isolatieruimte, bekleed met geluidswerend foam. Een kamer als een cel, met afbladderende plafonds en een blauw matras op de vloer. Een hok dat dertig centimeter lager ligt en waarin ik een glimp opvang van een enorme hoeveelheid zooi – een bijl zit dwars vastgeklemd tussen twee spouwmuren. We betreden een aardedonkere kelder, waar alle wanden zijn weggebroken, in de hoek hangt een stuk papier dat waarschuwt niet naar beneden te lopen: de trap ontbreekt. Ik kan een vage opwinding niet onderdrukken – het is alsof ik door het hoofd, de geest van Schneider loop, terwijl hij gewoon naast me staat. Als ik de trap naar boven op wil, houdt hij me tegen, vriendelijk, met een vage smoes. Ergens is een grens.

Daar gaat het natuurlijk om. Schneiders huizen, cellen, hokken zijn een tocht door de geest van een ander – van de ongrijpbare islam, van Amerikanen die martelgevangenissen bouwen, van Joseph Goebbels. En daarmee uiteindelijk door de geest van Schneider zelf. Ook die kan hij nooit doorgronden, altijd verandert er wel weer iets, blijft er onzekerheid en ongemak – en hij zit erin opgesloten, net als wij allemaal.

Maar anders dan de meesten van ons, floreert Schneider daarbij. Enkele weken later, het coronavirus heeft al flink om zich heen gegrepen, zie ik op zijn Instagram-pagina een filmpje. Hij draagt een zaklamp en schuifelt daarmee door de aardedonkere opslag – ik herken de ruimte meteen. Hij trekt een rol wc-papier uit een rek, op de achtergrond klinkt een tevreden mompelend, „jaa, jaja, jahaaa”. Het licht beschijnt een stapel mondkapjes. Kijk nou, Schneider heeft wc-papier. Schneider heeft mondkapjes. Schneider heeft een huis. De buitenwereld mag hij dan niet beheersen, in zijn eigen chaos is hij veilig.

Gregor Schneider werkt op dit moment met West, Den Haag aan een nieuw project in de voormalige Amerikaanse ambassade. De opening is gepland op 29 augustus. Vanaf 9 april publiceert Schneider regelmatig videochats op de site van West als onderdeel van het project ‘Tote Räume’ later dit jaar.