All Power to the People!
Emory Douglas & the Black Panthers
28.09.2018 — 22.12.2018Emory Douglas & the Black Panthers
All Power to the People!
Emory Douglas & the Black Panthers
28.09.2018 — 22.12.2018Emory Douglas & the Black Panthers
03.12.2018 — NRC
Dominique van Varsseveld
Voormalig Black Panthers: ‘Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als probleem
Voormalig Black Panthers: ‘Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als probleem
02.12.2018 — NRC online
Dominique van Varsseveld
Voormalig Black Panthers: ‘Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als probleem
Voormalig Black Panthers: ‘Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als probleem
Bezoek in Den Haag Twee vroegere leden van de Amerikaanse Black Panthers waren te gast in Den Haag. Jonge bezoekers kwamen met vragen over racisme vroeger en nu.
In het voormalige huis van de Hoge Raad in Den Haag lopen twee druppende Black Panthers naar binnen. Emory Douglas (1943) draagt een dikke sjaal en een bruine hoed tegen de regen. Hij stapt ietwat stram maar stevig de marmeren trap op. Kathleen Cleaver (1945) heeft een kwieke tred en een bos rechtopstaande grijze krullen, ondanks de nattigheid buiten. Ze zijn net overgevlogen uit de Verenigde Staten. Douglas en Cleaver zijn de hoofdgasten van het tweedaagse Symposium All Power to the People!, georganiseerd door kunstinstelling West Den Haag. Daar is tot 22 december de tentoonstelling Emory Douglas & The Black Panthers te zien.
Douglas was verantwoordelijk voor de vormgeving van de wekelijkse krant van de Black Panther Party, de Amerikaanse beweging die vanaf 1966 streed voor betere rechten voor Afro-Amerikanen. Hij is opgeleid als grafisch vormgever aan San Francisco City College. Met zijn tekenstijl, gekenmerkt door het gebruik van dikke zwarte lijnen, wist hij de boodschap van de Black Panthers zo op de kaart te zetten dat zijn afbeeldingen inmiddels als iconisch worden gezien voor de strijd om gelijke rechten. Tijdens de piek van de krant in 1970 bereikte het blad 139.000 lezers en sprak het wereldwijd allerlei verzetsbewegingen aan.
Voordat het symposium van start gaat met een rondleiding, vertellen Douglas en Cleaver meer over de achtergrond. Douglas lacht aanstekelijk bij de vraag of hij inderdaad een levensverzekering had afgesloten bij zijn lidmaatschap van de Panthers. „Nee, ik niet, mijn moeder vertelde dat naderhand. Mijn ouders hadden dat gedaan omdat ze dachten dat ik het niet zou overleven. Mijn ouders kwamen uit een periode met een totaal andere mindset: ‘Wees op je hoede, niks verkeerd zeggen.’”
Cleaver was als hoofd communicatie van de Black Panthers prominent in beeld. Nadat de organisatie door toedoen van de FBI uit elkaar viel, studeerde Cleaver rechten en werd ze hoofddocent aan Yale University. Ze is nu nog werkzaam als hoofddocent Afro-Amerikaanse studies aan Emory University of Law.
Cleaver: „Het echte keerpunt kwam met de Vietnamoorlog. Er gold zo’n strenge dienstplicht dat er zelfs jongens van de middelbare school werden gehaald. Zwarte en witte militairen moesten opeens samenwerken, daardoor veranderde de positie van de zwarte cultuur enorm.”
Douglas: „In die tijd begonnen jonge mensen met kleur zich te definiëren. Niet als negers, de koloniale naam, maar als Afro-Amerikanen.”
De tentoonstellingsruimte stroomt ondertussen vol. Het publiek is jong en gemengd. Bezoekers schuiven steeds dichter naar Douglas, wiens zachte doorrollende stem niet altijd tegen de ruimte met het hoge plafond bestand is. „Ik observeerde de gevoelens en uitdrukkingen van onze gemeenschap. De frustraties over het geweld tegen jonge zwarte mensen. Dat probeerde ik te vangen. Mijn kunst is een provocatieve interpretatie daarvan.”
‘Zelfverdediging’
De solide kleuren op de krantencovers vallen op. Een vrouw met een traditionele omslagdoek en blote voeten staat afgebeeld met een automatisch geweer op haar rug. Politiegeweld is een veelvoorkomend thema. Agenten worden steevast afgebeeld als varkens. ‘For every pork chop there is a frying pan – Voor elke karbonade is er een frituurpan.’ Zette Douglas zo aan tot geweld? „Wij waren een reactie op geweld”, reageert hij. „Het was de Black Panther Party of Self Defence.”
Cleaver: „We werden geïnspireerd door Malcolm X. Anders dan Martin Luther King, die stond voor vreedzaam protest. Als jij aanvalt, dan buigen wij. Dat deden de Panthers niet. Als jij aanvalt dan vechten we terug.”
Douglas: „We deden het binnen de context van de wet. Het tweede amendement van de Amerikaanse Grondwet geeft burgers het recht om vuurwapens te dragen. Onze leiders hadden de moed om dat te gaan doen. Maar zwarte mensen met pistolen, dat werd een probleem. Toen wilden ze opeens op lokaal niveau de wapenwetten veranderen.”
De Black Panthers werden door het establishment in de jaren zestig en zeventig als grote bedreiging gezien, mede door hun socialistische partijprogramma. Naast de kranten liggen in de tentoonstellingsruimte transcripten van senaatdebatten en FBI-documenten. Cleaver: „Iedereen was bang voor J. Edgar Hoover [toenmalig FBI-directeur, red.]”
Douglas: „Vooral toen we ons door de jaren heen meer op het sociale programma gingen richten en steeds meer mensen daarmee sympathiseerden, traden de autoriteiten hard op.”
Er hangen ook foto’s van twee Panthers die door politiegeweld zijn gesneuveld. Douglas: „Dat zijn onze martelaren. Bobby Hutton was zo jong toen hij zich bij ons aansloot, dat zijn moeder nog een toestemmingsbriefje aan hem moest meegeven.” Hutton is op zestienjarige leeftijd in een omstreden politieactie in 1968, vlak na de dood van Martin Luther King, doodgeschoten met twaalf kogels. Volgens ooggetuigen, waaronder Cleavers ex-man Eldridge Cleaver, nadat hij zichzelf had overgegeven.
Is het pijnlijk dat de Black Lives Matter-beweging zich tegenwoordig nog tegen dezelfde problemen moet verzetten? „Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als een sociaal probleem”, zegt Cleaver. „In onze tijd was het gewoon wat de politie deed. Ze schoten mensen neer. Het politiegeweld waar Black Lives Matter tegen protesteert komt veel minder vaak voor dan in mijn tijd. Maar, veel van de issues zijn inderdaad nog hetzelfde.”
In het voormalige huis van de Hoge Raad in Den Haag lopen twee druppende Black Panthers naar binnen. Emory Douglas (1943) draagt een dikke sjaal en een bruine hoed tegen de regen. Hij stapt ietwat stram maar stevig de marmeren trap op. Kathleen Cleaver (1945) heeft een kwieke tred en een bos rechtopstaande grijze krullen, ondanks de nattigheid buiten. Ze zijn net overgevlogen uit de Verenigde Staten. Douglas en Cleaver zijn de hoofdgasten van het tweedaagse Symposium All Power to the People!, georganiseerd door kunstinstelling West Den Haag. Daar is tot 22 december de tentoonstelling Emory Douglas & The Black Panthers te zien.
Douglas was verantwoordelijk voor de vormgeving van de wekelijkse krant van de Black Panther Party, de Amerikaanse beweging die vanaf 1966 streed voor betere rechten voor Afro-Amerikanen. Hij is opgeleid als grafisch vormgever aan San Francisco City College. Met zijn tekenstijl, gekenmerkt door het gebruik van dikke zwarte lijnen, wist hij de boodschap van de Black Panthers zo op de kaart te zetten dat zijn afbeeldingen inmiddels als iconisch worden gezien voor de strijd om gelijke rechten. Tijdens de piek van de krant in 1970 bereikte het blad 139.000 lezers en sprak het wereldwijd allerlei verzetsbewegingen aan.
Voordat het symposium van start gaat met een rondleiding, vertellen Douglas en Cleaver meer over de achtergrond. Douglas lacht aanstekelijk bij de vraag of hij inderdaad een levensverzekering had afgesloten bij zijn lidmaatschap van de Panthers. „Nee, ik niet, mijn moeder vertelde dat naderhand. Mijn ouders hadden dat gedaan omdat ze dachten dat ik het niet zou overleven. Mijn ouders kwamen uit een periode met een totaal andere mindset: ‘Wees op je hoede, niks verkeerd zeggen.’”
Cleaver was als hoofd communicatie van de Black Panthers prominent in beeld. Nadat de organisatie door toedoen van de FBI uit elkaar viel, studeerde Cleaver rechten en werd ze hoofddocent aan Yale University. Ze is nu nog werkzaam als hoofddocent Afro-Amerikaanse studies aan Emory University of Law.
Cleaver: „Het echte keerpunt kwam met de Vietnamoorlog. Er gold zo’n strenge dienstplicht dat er zelfs jongens van de middelbare school werden gehaald. Zwarte en witte militairen moesten opeens samenwerken, daardoor veranderde de positie van de zwarte cultuur enorm.”
Douglas: „In die tijd begonnen jonge mensen met kleur zich te definiëren. Niet als negers, de koloniale naam, maar als Afro-Amerikanen.”
De tentoonstellingsruimte stroomt ondertussen vol. Het publiek is jong en gemengd. Bezoekers schuiven steeds dichter naar Douglas, wiens zachte doorrollende stem niet altijd tegen de ruimte met het hoge plafond bestand is. „Ik observeerde de gevoelens en uitdrukkingen van onze gemeenschap. De frustraties over het geweld tegen jonge zwarte mensen. Dat probeerde ik te vangen. Mijn kunst is een provocatieve interpretatie daarvan.”
‘Zelfverdediging’
De solide kleuren op de krantencovers vallen op. Een vrouw met een traditionele omslagdoek en blote voeten staat afgebeeld met een automatisch geweer op haar rug. Politiegeweld is een veelvoorkomend thema. Agenten worden steevast afgebeeld als varkens. ‘For every pork chop there is a frying pan – Voor elke karbonade is er een frituurpan.’ Zette Douglas zo aan tot geweld? „Wij waren een reactie op geweld”, reageert hij. „Het was de Black Panther Party of Self Defence.”
Cleaver: „We werden geïnspireerd door Malcolm X. Anders dan Martin Luther King, die stond voor vreedzaam protest. Als jij aanvalt, dan buigen wij. Dat deden de Panthers niet. Als jij aanvalt dan vechten we terug.”
Douglas: „We deden het binnen de context van de wet. Het tweede amendement van de Amerikaanse Grondwet geeft burgers het recht om vuurwapens te dragen. Onze leiders hadden de moed om dat te gaan doen. Maar zwarte mensen met pistolen, dat werd een probleem. Toen wilden ze opeens op lokaal niveau de wapenwetten veranderen.”
De Black Panthers werden door het establishment in de jaren zestig en zeventig als grote bedreiging gezien, mede door hun socialistische partijprogramma. Naast de kranten liggen in de tentoonstellingsruimte transcripten van senaatdebatten en FBI-documenten. Cleaver: „Iedereen was bang voor J. Edgar Hoover [toenmalig FBI-directeur, red.]”
Douglas: „Vooral toen we ons door de jaren heen meer op het sociale programma gingen richten en steeds meer mensen daarmee sympathiseerden, traden de autoriteiten hard op.”
Er hangen ook foto’s van twee Panthers die door politiegeweld zijn gesneuveld. Douglas: „Dat zijn onze martelaren. Bobby Hutton was zo jong toen hij zich bij ons aansloot, dat zijn moeder nog een toestemmingsbriefje aan hem moest meegeven.” Hutton is op zestienjarige leeftijd in een omstreden politieactie in 1968, vlak na de dood van Martin Luther King, doodgeschoten met twaalf kogels. Volgens ooggetuigen, waaronder Cleavers ex-man Eldridge Cleaver, nadat hij zichzelf had overgegeven.
Is het pijnlijk dat de Black Lives Matter-beweging zich tegenwoordig nog tegen dezelfde problemen moet verzetten? „Politiegeweld wordt nu in elk geval erkend als een sociaal probleem”, zegt Cleaver. „In onze tijd was het gewoon wat de politie deed. Ze schoten mensen neer. Het politiegeweld waar Black Lives Matter tegen protesteert komt veel minder vaak voor dan in mijn tijd. Maar, veel van de issues zijn inderdaad nog hetzelfde.”
10.11.2018 — Metropolis M
George Vermij
Hoe maak je een panter onschadelijk? - Emory Douglas & the Black Panthers deze week in Den Haag
Hoe maak je een panter onschadelijk? - Emory Douglas & the Black Panthers deze week in Den Haag
Het werk van Emory Douglas en The Black Panthers staat centraal in een tentoonstelling en een grote conferentie bij West in Den Haag. Wat valt er van de turbulente geschiedenis van de Black Panthers te leren?
De Black Panthers zijn nooit radicaal geweest. Dat blijkt wel uit de tentoonstelling All Power to the People: Emory Douglas & the Black Panthers waar je kan zien hoe zij zich inzetten voor het verbeteren van de leefbaarheid in arme wijken. Voedselbanken werden opgericht en ze hielpen lokale bedrijven om te concurreren met grote ketens. Ze voerden zelfs campagnes om stoplichten te plaatsen op gevaarlijke kruispunten. Acties die meer te maken hebben met verantwoordelijk burgerschap en het creëren van gemeenschapszin in wijken die door lokale politici werden verwaarloosd dan gewapende revolutie.
Dat de Black Panthers toch steeds worden gezien als radicaal zegt meer over de wijze waarop misvattingen worden gecreëerd en in stand worden gehouden. Wat niet vreemd is omdat ze door het establishment waren gebrandmerkt als gevaarlijk en militant ondanks hun nobele wens om de leefomstandigheden van zwarte Amerikanen te verbeteren. Nadat de Panthers zich gingen bewapenen om zich te beschermen tegen politie-intimidatie zette de FBI hen al snel bovenaan de lijst van subversieve organisaties en daarmee was hun lot bezegeld.
Het is niet dat elke vorm van radicaliteit hen vreemd was. Ze profileerden zich wel als een tegenbeweging. Juist daarom werden ze ook omarmd door progressieve celebrities in de jaren zestig en zeventig die de Panthers als een hippe vorm van activisme en engagement zagen. Journalist Tom Wolfe kwam met de omschrijving radical chic nadat hij een high societyfeest had bijgewoond, gehost door componist Leonard Bernstein om zo geld in te zamelen voor de beweging. In zijn essay "Radical Chic: That Party at Lenny's" geeft hij een beeld van hoe de rijke witte wereld van de Bernsteins schuurt met de realiteit van armoede en onderdrukking die de Panthers zo graag wilden veranderen.
Er zit een zekere spanning tussen het mediabeeld van de Panthers en de sociale projecten waar ze vooral druk mee waren. In de tentoonstelling hangen iconische foto’s van Bobby Seale en Huey Newton met hun leren jassen, zonnebrillen, zwarte baretten en wapens. Maar er zijn ook foto’s van het free breakfast for children programma en andere hulpprojecten die zij organiseerden om de zwarte gemeenschap te versterken en te helpen.
In de tentoonstelling is een hoofdrol voor Emory Douglas, wiens tekeningen en schilderijen als grafisch werk terugkwam in tijdschriften, pamfletten en posters. Douglas was als minister van cultuur van de Panthers deels verantwoordelijk voor het vormen van een herkenbaar en krachtig imago voor de beweging. Zijn opruiende stijl past helemaal in de tijdgeest. Het is agitprop die gelijkenissen heeft met anti-imperialistische posters die toen verschenen in Afrika en Latijns-Amerika, maar ze zijn nog niet zo geïnfecteerd door de strenge socialistisch-realistische conventies die de norm waren in landen zoals Noord-Vietnam, China en Noord-Korea.
Douglas’ werk is rauw en ondubbelzinnig waarbij alles draait om de strijd. In zijn beeldkeuze heeft hij een opvallende voorkeur voor antropomorfe varkens die staan voor alles waartegen de Panthers zijn. Het ligt in het verlengde van communistische propaganda uit die jaren waarin het dier ook vaak werd geassocieerd met hebzuchtige kapitalisten. Voor Douglas zijn deze varkens de corrupte politici, zelfzuchtige zakenmannen en fascistische politieagenten die zwarte mensen onderdrukken. Op een tekening zijn politievarkens een kamer van een activist aan het inspecteren op wapens. In een ander werk staan ze in het Witte Huis en hebben ze het over het uitbuiten van de arme bevolking.
De zwarte mannen en vrouwen ogen altijd heroïsch, in een strijdbare houding met wapens in de handen. De kracht van bepaalde beelden wordt versterkt door een sluimerende wanhoop: een vrouw met een geweer die in haar kleine kamer oplettend het raam uitkijkt. Haar baby ligt in een hoek, omringd door ratten. Het beeld dat wordt opgeroepen van de strijd is dat van verschoppelingen tegen de machtigen. Als je in de hoek wordt gedreven, is terugvechten vaak de enige optie.
Naast Douglas’ kunst bestaat de expo uit een bonte verzameling van materiaal dat samen het verhaal van de Panthers probeert te vertellen. Per ruimte wordt een thema belicht. Een zaal richt zich op boeken en vinylplaten die in die tijd de boodschap van de Panthers verkondigden. Een ander deel laat exemplaren zien van The Black Panther, het tijdschrift dat zij gebruikten als hun voornaamste communicatiemiddel. Het werk van Douglas komt steeds terug in de expo in de vorm van tekeningen of anders in posters of afbeeldingen in tijdschriften. In een filmzaal draaien drie korte documentaires waarvan er twee zijn geregisseerd door de bekende Franse filmmaker Agnès Varda.
De Panthers maakten uiteindelijk geen schijn van kans, toen de politie en FBI een jacht begonnen. Ze werden nauwgezet in de gaten gehouden waardoor de paranoïde sfeer binnen de groep toenam en angst en onzekerheid verdeling zaaide. Een opmerkelijk voorbeeld daarvan is dat Eldridge Cleaver die redacteur was van The Black Panther zich tegen zijn kameraden zou keren en een conservatieve republikein werd. Charismatische leiders zoals Fred Hampton werden onder verdachte omstandigheden vermoord. Een foto laat het plaats delict zien: een met kogels doorzeefde muur en een matras dat door bloed is doordrenkt. Een boek over Lenin ligt onder het bed.
Het gevoel dat op de tentoonstelling overheerst is van een monumentale plechtigheid omdat we weten dat de beweging uit elkaar is gevallen. Daarmee zijn de tentoongestelde objecten als de inhoud van een tijdscapsule bedoeld, met name voor mensen die nog weinig weten van de Panthers. Dat merk je ook aan de didactisch toon. In feite zou je voor die kennis net zo goed de documentaire The Black Panthers: Vanguard of the Revolution kunnen zien die grotendeels met dezelfde informatie komt en ook veel mensen aan het woord laat over de periode.
De vraag dringt zich op hoe wij de nalatenschap van de Panthers in het nu kunnen plaatsen. Opvallend is dat zij zich grondig hadden verdiept in socialistische en communistische lectuur en retoriek maar ook door schrijvers zoals de antikoloniale en anti-imperialistische Frantz Fanon. Na de val van de muur is er geen communistisch blok om op terug te vallen en overheerst het kapitalistische wereldbeeld waar de Panthers zich juist zo tegen verzetten.
Het systeem waartegen de Panthers zich keerden, is sterker geworden en er is nog steeds geen duidelijk alternatief. Vanuit die context is er het gevaar dat alleen het coole en radicale image van de Panthers overeind blijft en dat er niet naar de dieperliggende problemen waar ze tegen vochten en de oplossingen die ze aandroegen, wordt gekeken. Op het moment dat American Footballspeler Colin Kaepernick veel opzien baart door boegbeeld te worden van de Black Lives Matter-beweging wordt hij al snel door Nike gevraagd voor een reclamecampagne. Zouden de Panthers ook in zee zijn gegaan met een bedrijf dat gebruik maakt van sweatshops? Het is te hopen dat dit soort vragen aan bod komen in het tweedaags symposium dat West organiseert en dat bedoeld is om deze overzichtstentoonstelling de actuele lading mee te geven die nodig is.
De Black Panthers zijn nooit radicaal geweest. Dat blijkt wel uit de tentoonstelling All Power to the People: Emory Douglas & the Black Panthers waar je kan zien hoe zij zich inzetten voor het verbeteren van de leefbaarheid in arme wijken. Voedselbanken werden opgericht en ze hielpen lokale bedrijven om te concurreren met grote ketens. Ze voerden zelfs campagnes om stoplichten te plaatsen op gevaarlijke kruispunten. Acties die meer te maken hebben met verantwoordelijk burgerschap en het creëren van gemeenschapszin in wijken die door lokale politici werden verwaarloosd dan gewapende revolutie.
Dat de Black Panthers toch steeds worden gezien als radicaal zegt meer over de wijze waarop misvattingen worden gecreëerd en in stand worden gehouden. Wat niet vreemd is omdat ze door het establishment waren gebrandmerkt als gevaarlijk en militant ondanks hun nobele wens om de leefomstandigheden van zwarte Amerikanen te verbeteren. Nadat de Panthers zich gingen bewapenen om zich te beschermen tegen politie-intimidatie zette de FBI hen al snel bovenaan de lijst van subversieve organisaties en daarmee was hun lot bezegeld.
Het is niet dat elke vorm van radicaliteit hen vreemd was. Ze profileerden zich wel als een tegenbeweging. Juist daarom werden ze ook omarmd door progressieve celebrities in de jaren zestig en zeventig die de Panthers als een hippe vorm van activisme en engagement zagen. Journalist Tom Wolfe kwam met de omschrijving radical chic nadat hij een high societyfeest had bijgewoond, gehost door componist Leonard Bernstein om zo geld in te zamelen voor de beweging. In zijn essay "Radical Chic: That Party at Lenny's" geeft hij een beeld van hoe de rijke witte wereld van de Bernsteins schuurt met de realiteit van armoede en onderdrukking die de Panthers zo graag wilden veranderen.
Er zit een zekere spanning tussen het mediabeeld van de Panthers en de sociale projecten waar ze vooral druk mee waren. In de tentoonstelling hangen iconische foto’s van Bobby Seale en Huey Newton met hun leren jassen, zonnebrillen, zwarte baretten en wapens. Maar er zijn ook foto’s van het free breakfast for children programma en andere hulpprojecten die zij organiseerden om de zwarte gemeenschap te versterken en te helpen.
In de tentoonstelling is een hoofdrol voor Emory Douglas, wiens tekeningen en schilderijen als grafisch werk terugkwam in tijdschriften, pamfletten en posters. Douglas was als minister van cultuur van de Panthers deels verantwoordelijk voor het vormen van een herkenbaar en krachtig imago voor de beweging. Zijn opruiende stijl past helemaal in de tijdgeest. Het is agitprop die gelijkenissen heeft met anti-imperialistische posters die toen verschenen in Afrika en Latijns-Amerika, maar ze zijn nog niet zo geïnfecteerd door de strenge socialistisch-realistische conventies die de norm waren in landen zoals Noord-Vietnam, China en Noord-Korea.
Douglas’ werk is rauw en ondubbelzinnig waarbij alles draait om de strijd. In zijn beeldkeuze heeft hij een opvallende voorkeur voor antropomorfe varkens die staan voor alles waartegen de Panthers zijn. Het ligt in het verlengde van communistische propaganda uit die jaren waarin het dier ook vaak werd geassocieerd met hebzuchtige kapitalisten. Voor Douglas zijn deze varkens de corrupte politici, zelfzuchtige zakenmannen en fascistische politieagenten die zwarte mensen onderdrukken. Op een tekening zijn politievarkens een kamer van een activist aan het inspecteren op wapens. In een ander werk staan ze in het Witte Huis en hebben ze het over het uitbuiten van de arme bevolking.
De zwarte mannen en vrouwen ogen altijd heroïsch, in een strijdbare houding met wapens in de handen. De kracht van bepaalde beelden wordt versterkt door een sluimerende wanhoop: een vrouw met een geweer die in haar kleine kamer oplettend het raam uitkijkt. Haar baby ligt in een hoek, omringd door ratten. Het beeld dat wordt opgeroepen van de strijd is dat van verschoppelingen tegen de machtigen. Als je in de hoek wordt gedreven, is terugvechten vaak de enige optie.
Naast Douglas’ kunst bestaat de expo uit een bonte verzameling van materiaal dat samen het verhaal van de Panthers probeert te vertellen. Per ruimte wordt een thema belicht. Een zaal richt zich op boeken en vinylplaten die in die tijd de boodschap van de Panthers verkondigden. Een ander deel laat exemplaren zien van The Black Panther, het tijdschrift dat zij gebruikten als hun voornaamste communicatiemiddel. Het werk van Douglas komt steeds terug in de expo in de vorm van tekeningen of anders in posters of afbeeldingen in tijdschriften. In een filmzaal draaien drie korte documentaires waarvan er twee zijn geregisseerd door de bekende Franse filmmaker Agnès Varda.
De Panthers maakten uiteindelijk geen schijn van kans, toen de politie en FBI een jacht begonnen. Ze werden nauwgezet in de gaten gehouden waardoor de paranoïde sfeer binnen de groep toenam en angst en onzekerheid verdeling zaaide. Een opmerkelijk voorbeeld daarvan is dat Eldridge Cleaver die redacteur was van The Black Panther zich tegen zijn kameraden zou keren en een conservatieve republikein werd. Charismatische leiders zoals Fred Hampton werden onder verdachte omstandigheden vermoord. Een foto laat het plaats delict zien: een met kogels doorzeefde muur en een matras dat door bloed is doordrenkt. Een boek over Lenin ligt onder het bed.
Het gevoel dat op de tentoonstelling overheerst is van een monumentale plechtigheid omdat we weten dat de beweging uit elkaar is gevallen. Daarmee zijn de tentoongestelde objecten als de inhoud van een tijdscapsule bedoeld, met name voor mensen die nog weinig weten van de Panthers. Dat merk je ook aan de didactisch toon. In feite zou je voor die kennis net zo goed de documentaire The Black Panthers: Vanguard of the Revolution kunnen zien die grotendeels met dezelfde informatie komt en ook veel mensen aan het woord laat over de periode.
De vraag dringt zich op hoe wij de nalatenschap van de Panthers in het nu kunnen plaatsen. Opvallend is dat zij zich grondig hadden verdiept in socialistische en communistische lectuur en retoriek maar ook door schrijvers zoals de antikoloniale en anti-imperialistische Frantz Fanon. Na de val van de muur is er geen communistisch blok om op terug te vallen en overheerst het kapitalistische wereldbeeld waar de Panthers zich juist zo tegen verzetten.
Het systeem waartegen de Panthers zich keerden, is sterker geworden en er is nog steeds geen duidelijk alternatief. Vanuit die context is er het gevaar dat alleen het coole en radicale image van de Panthers overeind blijft en dat er niet naar de dieperliggende problemen waar ze tegen vochten en de oplossingen die ze aandroegen, wordt gekeken. Op het moment dat American Footballspeler Colin Kaepernick veel opzien baart door boegbeeld te worden van de Black Lives Matter-beweging wordt hij al snel door Nike gevraagd voor een reclamecampagne. Zouden de Panthers ook in zee zijn gegaan met een bedrijf dat gebruik maakt van sweatshops? Het is te hopen dat dit soort vragen aan bod komen in het tweedaags symposium dat West organiseert en dat bedoeld is om deze overzichtstentoonstelling de actuele lading mee te geven die nodig is.
10.11.2018 — Villa La Repubblica
Bertus Pieters
Esthetiek voor de revolutie. Emory Douglas, All Power to the People!; West (Huis Huguetan), Den Haag
Esthetiek voor de revolutie. Emory Douglas, All Power to the People!; West (Huis Huguetan), Den Haag
West, in zijn huidige, tijdelijke onderkomen Huis Huguetan, heeft daar onverholen museale neigingen gekregen (het heeft inmiddels een chique toegangsprijs, maar je mag er gratis in met een Museumjaarkaart), misschien als een voorschot op dat andere, meer modernistische paleis op het Lange Voorhout, de voormalige Amerikaanse ambassade, het Marcel Breuergebouw. Beide paleisjes hebben een geschiedenis die verweven is met macht en rijkdom, of liever de macht van rijkdom. De huidige museale presentatie van werk van Emory Douglas (1943) en diens binding met de Black Panther Party, ondubbelzinnig All Power to the People! getiteld, krijgt daarmee toch een meerzijdige betekenis. The People in de titel, dat zijn duidelijk niet de machthebbers en hun slippendragers, dat zijn niet de 18de-eeuwse mevrouw Huegetan en Daniël Marot, de architect van haar paleisje, noch zijn het de Amerikaanse overheid en de architect van de ambassade, Marcel Breuer. The People was tijdens de bouw van beide paleizen waarschijnlijk op zijn minst onverschillig. De bouw een halt toeroepen onder druk van The People zou in wezen ook weinig hebben uitgemaakt, want de macht en de rijkdom zouden er niet door aangetast zijn. Het lijkt bijna symbolisch dat juist All Power to the People! de laatste tentoonstelling van West is in Huis Huguetan voor een net zo tijdelijke verhuizing naar het Marcel Breuergebouw, voor zoveel decennia die vooruitgeschoven post van Grote Broer Amerika, op steenworpafstand van het Binnenhof.
Als een vis tracht West tussen de mazen van de mainstream-kunst door te zwemmen om te kijken wat daaronder leeft en hoe de moderne historie zich ontwikkeld heeft en zich nog steeds ontwikkelt. Tegelijkertijd wil het zich ook niet conformeren aan het alternatief van jong en hip, dat ons zo vaak wordt voorgeschoteld als een kleurrijke en creatieve hoop op de toekomst, die vooral verdoezelt hoe deze jonge generaties gedwongen worden in een rat race. Maar het gaat West niet alleen om het tonen van die onderstroom die van onderuit prikt tegen de bovenstroom, die bovenstroom van onverschilligheid die zo vaak voor consensus wordt aangezien. Er zit een esthetiek in die onderstroom en die esthetiek heeft ook een geschiedenis. Nu West zo’n beetje tussen Huis Huguetan en het Marcel Breuergebouw in zit, tussen de late barok en het modernisme, twee machtsstijlen, speelt die esthetiek een belangrijke rol.
In All Power to the People! gaat het vooral om de esthetiek van de Black Panther Party en in het bijzonder om die van de belangrijkste illustrator daarvan: Emory Douglas. Douglas was de Minister van Cultuur van de Black Panthers, hij bepaalde de grafische stijl van het orgaan The Black Panther en verzorgde er de illustraties voor. The Black Panther is het belangrijkste onderdeel van de tentoonstelling bij West. Eens te meer blijkt hoe zeer de esthetiek ervan door de inhoud bepaald wordt en hoezeer die esthetiek niet los te zien is van de inhoud. Douglas’ stijl is direct en begrijpelijk. Zijn werk is duidelijk propagandistisch maar heeft geen dubbele bodems, het staat waar het voor staat. Het is erop gericht mensen bewust te maken en ze te wijzen op hun potentiële macht. Niet alleen de illustraties, ook de vormgeving van The Black Panther was in Douglas’ handen. Naast The Black Panther maakte hij ook flyers en affiches. Op die manier ontstond er een samenhangende beeldtaal voor de Black Panther Party, en dat was ook een doeltreffende taal.
Douglas begon zijn werk in 1967. De Black Panthers gaven juist hun eerste nieuwsbrief uit. Douglas, die constateerde dat die er veel beter uit kon zien, verzorgde vanaf nummer twee de volgende uitgaven. Het was nog maar twee-en-een-half jaar na de inwerkingtreding van de Wet op de Burgerrechten in de Verenigde Staten en racisme, hoewel officieel niet meer geïnstitutionaliseerd, tierde nog welig (en het blijkt dat het een halve eeuw na dato nog steeds hardnekkig ingeroest is).
Douglas’ figuren zijn niet meelijwekkend maar weerbaar en zelfbewust. Hoezeer ook arm en benadeeld, met deze zwarte mensen valt niet te spotten. Met dikke lijnen die doen denken aan Expressionistische houtsneden zijn de figuren stevig weergegeven. Die stevigheid van contouren en lijnen ondersteunt de zelfbewuste karakters van de figuren. Met dergelijke lijnen kunnen zij tegen een stootje. The Black Panther moest natuurlijk met erg weinig geld gemaakt worden en dus waren de illustratietechnieken eenvoudig. Douglas zorgde ervoor dat hij met minimale technieken zijn figuren plasticiteit kon geven. Met een beperkte voorraad aan soorten arceringen en beperkte kleuren moest hij de figuren enige diepte weten te geven, diepte die de figuren nog steviger articuleerde. Zijn figuren kregen daardoor een zekere retorische uitstraling; zij waren zowel “echt” als symbolisch. Daarnaast combineerde hij zijn figuren ook met collages, eveneens ingevuld met heel beperkte kleuren. Zijn cartoons, waarin veelvuldig blanke kapitalisten en met name politieagenten werden voorgesteld als varkens en soms ook als ratten, zijn beduidend conventioneler en de humor erin is treffend humorloos (tegenstrijdig zo dat moge klinken), zoals vaker het geval bij ideologisch getinte cartoons. De tentoonstelling biedt hoofdzakelijk werk uit de beginjaren van The Black Panther tot aan het begin van de jaren ’70. Er zijn films te zien, er zijn pamfletten te lezen en er is ook geluid uit de periode te horen. In één ruimte is ook een historische kadering te zien van de hoogtijjaren van de Black Panthers.
Het hoogtepunt van de Black Panther Party lag vooral in die eerste jaren. Hoewel aanvankelijk nogal een macho-club, opgericht als een mannenorganisatie die, desnoods gewapenderhand, zwarte Amerikanen moest verdedigen tegen racisme en fascisme van de Amerikaanse overheid, met name de politie, werd de partij spoedig inclusiever. De partij vond al vrij snel aansluiting bij de vrouwenbeweging, bij antikapitalistisch- en Marxistisch georiënteerde bewegingen, bij andere minderheden en ook internationaal bij niet-westerse landen. Daarmee sloten de Black Panthers aan bij de revolutionaire tijdgeest onder babyboomers in de westerse wereld in de tweede helft van de jaren zestig, bij emancipatiebewegingen, protesten tegen de Viëtnamoorlog en, ondanks de militante tendens onder de Black Panthers, bij de vredesbeweging. De Black Panthers waren allemaal twintigers, ontdekkend en vol revolutionair elan, zowel realistisch als naïef. De tijd leek fundamentele veranderingen onder handbereik te hebben met name ook voor zwarte mensen. Afrikaanse landen waren juist onafhankelijk geworden, sommige na een bloedige strijd met de blanke, Europese bezetters. Met de inwerkingtreding van de Wet op de Burgerrechten leek er ook voor jonge zwarte Amerikanen veel te bevechten en te bereiken. De Robin Hood-mentaliteit van de jonge Black Panthers bleek echter een zachtgekookt eitje voor de FBI, die met niet al te veel moeite tweedracht wist te zaaien en aan te zetten, zowel binnen de partij als bij haar bondgenoten. Dat zorgde er mede voor dat in de jaren zeventig de betekenis van de Black Panthers enorm afnam. De revolutie wilde niet erg komen, de revolutionaire babyboomers hadden inmiddels zelf kinderen gekregen, bouwden aan hun eigen carrières en sloten te dien einde compromissen met de burgerwereld of zagen hun idealen als een mooi product voor een nieuwe markt. Voor anderen, als Emory Douglas, is de strijd dezelfde gebleven. Toch ligt zijn historische kracht vooral in zijn werk voor The Black Panther vanaf 1967 tot begin jaren ’70. Dat was de tijd dat zijn stijl onmiddellijk aansloot bij die van de tijdgeest waarin jonge zwarte Amerikanen niet slechts de andere wang naar de vijand wilden toekeren, maar die vijand ook actief wilden bevechten met zicht op succes. Met zijn stijl heeft Douglas wellicht menigeen de ogen geopend en de kracht gegeven die op dat moment nodig was.
Dat laat ook zien hoe tijdgebonden zijn werk is. De wereld is visueel inmiddels veranderd in een constant carnaval van beelden die om aandacht schreeuwen en daarmee de kijker eerder murw slaan dan energie geven. Sterk als Douglas’ beelden zijn, herinneren ze eerder aan een korte maar invloedrijke historische periode, voor sommigen een tijd van ware heroïek, voor anderen een mythe. De huidige tijd, zo vol van opdringerige beelden, is er een die juist moeilijker te bespelen is met beelden. De beeldconcurrentie is eenvoudig te groot. Wat Douglas goed door had, was dat herhaling van simpele beelden een belangrijk wapen was en dat geldt nog steeds. Daar staat tegenover dat de herhaling van gemanipuleerde beelden en nieuwsfeiten die een negatieve wereldvisie bevestigen tegenwoordig de voorkeur bij het publiek lijken te hebben. Het publiek (The People) wordt een wereld voorgetoverd die het in zijn negatieve gevoelens of in zijn angsten voor de boze buitenwereld naar de mond praat en oplossingen geeft door één leider, één product, één levensstijl of één radicaal gebaar. Een beeldend tegenoffensief lijkt moeilijk en menig geëngageerd beeldend kunstenaar breekt zich het hoofd over hoe de beeldende boodschap doeltreffend gemaakt kan worden. Misschien dat juist daarom activisme steeds meer vereenzelvigd wordt met kunst. Dan maar géén beeld, lijkt de gedachte. Anderzijds, in al zijn eenvoud en directheid doet de stijl van Douglas’ werk ook denken aan graffiti, een zeer communicatief genre dat juist opkwam na de hoogtijdagen van de Black Panthers. Helaas is de geëngageerde graffiti, mede door toedoen van Banksy, maatschappelijk dusdanig geaccepteerd en geïncorporeerd geraakt dat hij tandeloos is geworden, in feite al vóór het ooit wat had kunnen worden. In feite is dat de extra uitdaging die de geëngageerde beeldende kunstenaar te verstouwen heeft: hoe raak je bekend met je specifieke esthetiek en zet je mensen aan het denken, terwijl je buiten het marktmechanisme blijft. Dat was ook in de zestiger jaren al een probleem, maar we leven nu in tijden dat werkelijk iedere tegenbeweging onmiddellijk commercieel gemaakt wordt of moet worden om enig succes te hebben. Het is echter mogelijk dat dat in met name West Europa ook met de tijdgeest te maken heeft: eind jaren ’60 viel er nog iets te veroveren voor jonge mensen, nu valt er vooral veel te verliezen.
Douglas’ esthetiek van het verzet, en daarmee de esthetiek van de Black Panthers, valt nog steeds op door zijn directe retorische kracht en dat wordt nog eens benadrukt door de harde tegenstelling met de opulente late barokstijl van Huis Huguetan. Wellicht weet ze daardoor nog steeds te inspireren. Hoewel racisme een halve eeuw na dato nog steeds een probleem is, lijkt Douglas’ esthetiek echter toch te zeer verbonden met de late jaren ’60 om nog effectief te zijn. Misschien dat Wests nieuwe behuizing in het Marcel Breuergebouw een impuls geeft voor de zoektocht naar de betekenis en aansprekendheid van esthetiek in onze tijd.
Als een vis tracht West tussen de mazen van de mainstream-kunst door te zwemmen om te kijken wat daaronder leeft en hoe de moderne historie zich ontwikkeld heeft en zich nog steeds ontwikkelt. Tegelijkertijd wil het zich ook niet conformeren aan het alternatief van jong en hip, dat ons zo vaak wordt voorgeschoteld als een kleurrijke en creatieve hoop op de toekomst, die vooral verdoezelt hoe deze jonge generaties gedwongen worden in een rat race. Maar het gaat West niet alleen om het tonen van die onderstroom die van onderuit prikt tegen de bovenstroom, die bovenstroom van onverschilligheid die zo vaak voor consensus wordt aangezien. Er zit een esthetiek in die onderstroom en die esthetiek heeft ook een geschiedenis. Nu West zo’n beetje tussen Huis Huguetan en het Marcel Breuergebouw in zit, tussen de late barok en het modernisme, twee machtsstijlen, speelt die esthetiek een belangrijke rol.
In All Power to the People! gaat het vooral om de esthetiek van de Black Panther Party en in het bijzonder om die van de belangrijkste illustrator daarvan: Emory Douglas. Douglas was de Minister van Cultuur van de Black Panthers, hij bepaalde de grafische stijl van het orgaan The Black Panther en verzorgde er de illustraties voor. The Black Panther is het belangrijkste onderdeel van de tentoonstelling bij West. Eens te meer blijkt hoe zeer de esthetiek ervan door de inhoud bepaald wordt en hoezeer die esthetiek niet los te zien is van de inhoud. Douglas’ stijl is direct en begrijpelijk. Zijn werk is duidelijk propagandistisch maar heeft geen dubbele bodems, het staat waar het voor staat. Het is erop gericht mensen bewust te maken en ze te wijzen op hun potentiële macht. Niet alleen de illustraties, ook de vormgeving van The Black Panther was in Douglas’ handen. Naast The Black Panther maakte hij ook flyers en affiches. Op die manier ontstond er een samenhangende beeldtaal voor de Black Panther Party, en dat was ook een doeltreffende taal.
Douglas begon zijn werk in 1967. De Black Panthers gaven juist hun eerste nieuwsbrief uit. Douglas, die constateerde dat die er veel beter uit kon zien, verzorgde vanaf nummer twee de volgende uitgaven. Het was nog maar twee-en-een-half jaar na de inwerkingtreding van de Wet op de Burgerrechten in de Verenigde Staten en racisme, hoewel officieel niet meer geïnstitutionaliseerd, tierde nog welig (en het blijkt dat het een halve eeuw na dato nog steeds hardnekkig ingeroest is).
Douglas’ figuren zijn niet meelijwekkend maar weerbaar en zelfbewust. Hoezeer ook arm en benadeeld, met deze zwarte mensen valt niet te spotten. Met dikke lijnen die doen denken aan Expressionistische houtsneden zijn de figuren stevig weergegeven. Die stevigheid van contouren en lijnen ondersteunt de zelfbewuste karakters van de figuren. Met dergelijke lijnen kunnen zij tegen een stootje. The Black Panther moest natuurlijk met erg weinig geld gemaakt worden en dus waren de illustratietechnieken eenvoudig. Douglas zorgde ervoor dat hij met minimale technieken zijn figuren plasticiteit kon geven. Met een beperkte voorraad aan soorten arceringen en beperkte kleuren moest hij de figuren enige diepte weten te geven, diepte die de figuren nog steviger articuleerde. Zijn figuren kregen daardoor een zekere retorische uitstraling; zij waren zowel “echt” als symbolisch. Daarnaast combineerde hij zijn figuren ook met collages, eveneens ingevuld met heel beperkte kleuren. Zijn cartoons, waarin veelvuldig blanke kapitalisten en met name politieagenten werden voorgesteld als varkens en soms ook als ratten, zijn beduidend conventioneler en de humor erin is treffend humorloos (tegenstrijdig zo dat moge klinken), zoals vaker het geval bij ideologisch getinte cartoons. De tentoonstelling biedt hoofdzakelijk werk uit de beginjaren van The Black Panther tot aan het begin van de jaren ’70. Er zijn films te zien, er zijn pamfletten te lezen en er is ook geluid uit de periode te horen. In één ruimte is ook een historische kadering te zien van de hoogtijjaren van de Black Panthers.
Het hoogtepunt van de Black Panther Party lag vooral in die eerste jaren. Hoewel aanvankelijk nogal een macho-club, opgericht als een mannenorganisatie die, desnoods gewapenderhand, zwarte Amerikanen moest verdedigen tegen racisme en fascisme van de Amerikaanse overheid, met name de politie, werd de partij spoedig inclusiever. De partij vond al vrij snel aansluiting bij de vrouwenbeweging, bij antikapitalistisch- en Marxistisch georiënteerde bewegingen, bij andere minderheden en ook internationaal bij niet-westerse landen. Daarmee sloten de Black Panthers aan bij de revolutionaire tijdgeest onder babyboomers in de westerse wereld in de tweede helft van de jaren zestig, bij emancipatiebewegingen, protesten tegen de Viëtnamoorlog en, ondanks de militante tendens onder de Black Panthers, bij de vredesbeweging. De Black Panthers waren allemaal twintigers, ontdekkend en vol revolutionair elan, zowel realistisch als naïef. De tijd leek fundamentele veranderingen onder handbereik te hebben met name ook voor zwarte mensen. Afrikaanse landen waren juist onafhankelijk geworden, sommige na een bloedige strijd met de blanke, Europese bezetters. Met de inwerkingtreding van de Wet op de Burgerrechten leek er ook voor jonge zwarte Amerikanen veel te bevechten en te bereiken. De Robin Hood-mentaliteit van de jonge Black Panthers bleek echter een zachtgekookt eitje voor de FBI, die met niet al te veel moeite tweedracht wist te zaaien en aan te zetten, zowel binnen de partij als bij haar bondgenoten. Dat zorgde er mede voor dat in de jaren zeventig de betekenis van de Black Panthers enorm afnam. De revolutie wilde niet erg komen, de revolutionaire babyboomers hadden inmiddels zelf kinderen gekregen, bouwden aan hun eigen carrières en sloten te dien einde compromissen met de burgerwereld of zagen hun idealen als een mooi product voor een nieuwe markt. Voor anderen, als Emory Douglas, is de strijd dezelfde gebleven. Toch ligt zijn historische kracht vooral in zijn werk voor The Black Panther vanaf 1967 tot begin jaren ’70. Dat was de tijd dat zijn stijl onmiddellijk aansloot bij die van de tijdgeest waarin jonge zwarte Amerikanen niet slechts de andere wang naar de vijand wilden toekeren, maar die vijand ook actief wilden bevechten met zicht op succes. Met zijn stijl heeft Douglas wellicht menigeen de ogen geopend en de kracht gegeven die op dat moment nodig was.
Dat laat ook zien hoe tijdgebonden zijn werk is. De wereld is visueel inmiddels veranderd in een constant carnaval van beelden die om aandacht schreeuwen en daarmee de kijker eerder murw slaan dan energie geven. Sterk als Douglas’ beelden zijn, herinneren ze eerder aan een korte maar invloedrijke historische periode, voor sommigen een tijd van ware heroïek, voor anderen een mythe. De huidige tijd, zo vol van opdringerige beelden, is er een die juist moeilijker te bespelen is met beelden. De beeldconcurrentie is eenvoudig te groot. Wat Douglas goed door had, was dat herhaling van simpele beelden een belangrijk wapen was en dat geldt nog steeds. Daar staat tegenover dat de herhaling van gemanipuleerde beelden en nieuwsfeiten die een negatieve wereldvisie bevestigen tegenwoordig de voorkeur bij het publiek lijken te hebben. Het publiek (The People) wordt een wereld voorgetoverd die het in zijn negatieve gevoelens of in zijn angsten voor de boze buitenwereld naar de mond praat en oplossingen geeft door één leider, één product, één levensstijl of één radicaal gebaar. Een beeldend tegenoffensief lijkt moeilijk en menig geëngageerd beeldend kunstenaar breekt zich het hoofd over hoe de beeldende boodschap doeltreffend gemaakt kan worden. Misschien dat juist daarom activisme steeds meer vereenzelvigd wordt met kunst. Dan maar géén beeld, lijkt de gedachte. Anderzijds, in al zijn eenvoud en directheid doet de stijl van Douglas’ werk ook denken aan graffiti, een zeer communicatief genre dat juist opkwam na de hoogtijdagen van de Black Panthers. Helaas is de geëngageerde graffiti, mede door toedoen van Banksy, maatschappelijk dusdanig geaccepteerd en geïncorporeerd geraakt dat hij tandeloos is geworden, in feite al vóór het ooit wat had kunnen worden. In feite is dat de extra uitdaging die de geëngageerde beeldende kunstenaar te verstouwen heeft: hoe raak je bekend met je specifieke esthetiek en zet je mensen aan het denken, terwijl je buiten het marktmechanisme blijft. Dat was ook in de zestiger jaren al een probleem, maar we leven nu in tijden dat werkelijk iedere tegenbeweging onmiddellijk commercieel gemaakt wordt of moet worden om enig succes te hebben. Het is echter mogelijk dat dat in met name West Europa ook met de tijdgeest te maken heeft: eind jaren ’60 viel er nog iets te veroveren voor jonge mensen, nu valt er vooral veel te verliezen.
Douglas’ esthetiek van het verzet, en daarmee de esthetiek van de Black Panthers, valt nog steeds op door zijn directe retorische kracht en dat wordt nog eens benadrukt door de harde tegenstelling met de opulente late barokstijl van Huis Huguetan. Wellicht weet ze daardoor nog steeds te inspireren. Hoewel racisme een halve eeuw na dato nog steeds een probleem is, lijkt Douglas’ esthetiek echter toch te zeer verbonden met de late jaren ’60 om nog effectief te zijn. Misschien dat Wests nieuwe behuizing in het Marcel Breuergebouw een impuls geeft voor de zoektocht naar de betekenis en aansprekendheid van esthetiek in onze tijd.
10.11.2018 — Villa Next Door
Bertus Pieters
All Power to the People! Emory Douglas and the Black Panthers; West, The Hague
All Power to the People! Emory Douglas and the Black Panthers; West, The Hague
Parallel Universum Emil Nolde
Hoe kan het dat ik het werk van Emory Douglas aanzag voor dat van Emil Nolde bij een tentoonstelling in Den Haag? De één artdirector van de Black Panther Party uit de sixties, de ander Duits expressionistisch kunstenaar begin 20e eeuw. Een wereld van verschil, of toch niet helemaal?
Een indringende lijntekening van een zwarte man op een poster bij de entree van tentoonstellingsruimte West in Den Haag. Fiets aan de kant, want mijn interesse was gewekt. Dit moet een werk van de Duits-expressionistische kunstenaar Emil Nolde zijn, afstudeeronderwerp uit mijn studietijd. Helemaal mis! Het creatieve talent achter de illustratie blijkt grafisch kunstenaar Emory Douglas, dé artistieke motor van de Amerikaanse Black Panther Party. West wijdt komende maanden een indrukwekkende tentoonstelling aan het visuele universum van de beweging getiteld ‘All Power to the people’, de strijdkreet van de BPP. Het is een ode aan de communicatieve propagandamachine van deze politieke beweging opgericht in 1966.
Douglas was midden jaren zestig opgeleid aan het City College van San Francisco in grafische technieken. Hier leerde hij basistechnieken zoals figuurtekenen, schetsen, illustreren, belettering, lay-out en alles rondom het drukproces. Zijn onderbuurman Charles Bible onderwees hem in de techniek om schilderijen op grote schaal te reproduceren. Ook werkte hij een tijdje in een zeefdrukwerkplaats. Het was de periode dat de Civil Rights Movement op zijn hoogtepunt was. Douglas bezocht activiteiten van de Black Students Union, waar hij leden van de revolutionaire Black Panther Party ontmoette, die in opstand waren gekomen tegen de onderdrukking van de zwarte gemeenschap en tegenwicht moesten bieden aan de KKK. In de ghetto’s patrouilleerden ze met gewapende burgermilities als bescherming tegen racistisch politiegeweld, later introduceerden ze sociale gemeenschapsprojecten om de bevolking te ‘empoweren’.
Douglas werd betrokken bij de opzet van een nieuwe krant, gepromoveerd tot art-director van deze BPP-newspaper en vervolgens ‘Minister of Culture’ van de beweging. Hij maakte de krant visueler, vereenvoudigde titels en bijschriften zodat de boodschap binnenkwam zonder eerst het hele artikel te moeten lezen. Zijn artwork was opvallend. Hij portretteerde de arme zwarte bevolking met trots en plaatste hen voor het eerst in hun eigen kracht. De esthetiek van zijn tekenstijl ontleende Douglas aan de houtdrukkunst. Omdat de houtsnedetechniek zo bewerkelijk was, ontwikkelde hij een vergelijkbare schilderstijl met behulp van kwast, pen en inkt, en markers. De afgebeelde figuren hebben iets karikaturaals doordat hij hun gelaatstrekken uitvergroot; voor Douglas dé manier om zijn boodschap te verkondigen. Let ook eens op hoe mooi hij de vlakken opvult met rasters en andere grafische patronen.
Mijn associatie met Nolde is bij nader inzien zo gek nog niet. Het is zelfs mogelijk dat Douglas werk van Nolde in San Francisco heeft gezien en hierdoor werd geïnspireerd. Het Fine Arts Museums of San Francisco (SFMAM) verzamelt namelijk werk van Nolde en deed in 1960 een bijzondere aankoop: de zwart-wit houtsnede ‘Family’ gemaakt in 1917 naar aanleiding van zijn deelname aan een overheidsexpeditie naar Duits Nieuw-Guinea. De overeenkomst met Douglas zit in de dikke zwarte lijnvoering en de uitdrukking op de gezichten. Met karikaturale overdrijving in expressie en gebaren sneed Nolde de afbeelding van een ouderpaar met hun kind uit in het houtblok. Een voorstelling die indruk maakt. De opengesperde ogen van het kind en de verbijsterde blik van de vader intrigeren én verontrusten. De figuren zijn uitgewerkt in krachtige dikke zwarte lijnen met behoud van de ruwe sporen van de houtsnijtechniek. Met dit soort ‘primitivistische’ beelden schopte Nolde – samen met zijn collega’s van kunstbeweging ‘Die Brücke’ – tegen de academische tradities begin 20e eeuw.
Nog beter vergelijkingsmateriaal biedt een onuitputtelijke serie portretten in waterverf van Nolde; karakteristieke kleurrijke observaties op groot formaat van eilandbewoners van de Zuidzee. Weliswaar reisde hij in 1914 met een etnologische expeditie in dienst van de Duitse overheid, in woord en beeld bestreed Nolde het ‘castrerende’ effect van het kolonialisme op de waardigheid en integriteit van de eilandbewoners. Hij ondernam zelf geen actie tegen de bruutheid van het plaatselijke Duitse bestuur en bracht de bevolking niet als slachtoffers in beeld, maar gaf commentaar op wat hij zag door de lokale bevolking in hun ongerepte natuurlijke hoedanigheid af te beelden. In zijn dagboek schrijft Nolde bewonderenswaardig over ‘a magnificant folk’ en ‘powerful figures’ zolang ze niet door de blanke overheersing waren verpest.
Hij wijst op de soms gevaarlijke omstandigheden waarin hij zijn tekeningen maakte. Sommige bewoners waren door de Duitse overheid uit het bos geplukt om te worden te werk gesteld en hadden nog nooit een blanke westerling gezien. Nolde vergelijkt hun uitdrukking en houding letterlijk met die van zwarte panters: “When one of their eyes lit on me from a corner, it was unsettling, and when they looked at you directly, it was so wild and despising, like the look of black panthers or leopards. They had been captured. They worked up. They came direct from the bush, the primal forest…”
Hoewel Nolde in Nieuw-Guinea sympathiseerde met de culturele underdog en Darwins theorie van het recht van de sterkten verfoeide, zou hij later in eigen land radicaliseren. Zijn ideeën over cultureel bewustzijn veranderden in nationalistisch en racistisch sentiment. Hij streefde naar een ‘pure’ Duitse kunst, vrij van buitenlandse invloeden. In de jaren dertig hekelde hij met name de Franse en Joodse ‘Uberfremdung’ in het kunstcircuit. Hoewel Goebbels aanvankelijk zijn werk verzamelde, werd Nolde tot zijn grote teleurstelling door de nazi’s afgewezen. Zijn werk werd door Hitler als ‘Entartet’ beschouwd en verboden. Nolde en Douglas lijken nauwelijks te vergelijken, de verschillen in tijdsgewricht en politieke issues zijn groot. Douglas, activistisch en zelf behorend tot de onderdrukte zwarte minderheid in de VS, Nolde een kritisch buitenstaander tussen de eilandvolkeren van de Zuidzee met latere NSDAP-sympathieën. Staan ze hier dan tegenover elkaar als exponenten van de black en white power? Ik denk van niet. Beiden hebben met hun directe expressieve beeldtaal juist de trots van onderdrukte bevolkingsgroepen in het koloniale tijdperk gezicht gegeven.
Hoe kan het dat ik het werk van Emory Douglas aanzag voor dat van Emil Nolde bij een tentoonstelling in Den Haag? De één artdirector van de Black Panther Party uit de sixties, de ander Duits expressionistisch kunstenaar begin 20e eeuw. Een wereld van verschil, of toch niet helemaal?
Een indringende lijntekening van een zwarte man op een poster bij de entree van tentoonstellingsruimte West in Den Haag. Fiets aan de kant, want mijn interesse was gewekt. Dit moet een werk van de Duits-expressionistische kunstenaar Emil Nolde zijn, afstudeeronderwerp uit mijn studietijd. Helemaal mis! Het creatieve talent achter de illustratie blijkt grafisch kunstenaar Emory Douglas, dé artistieke motor van de Amerikaanse Black Panther Party. West wijdt komende maanden een indrukwekkende tentoonstelling aan het visuele universum van de beweging getiteld ‘All Power to the people’, de strijdkreet van de BPP. Het is een ode aan de communicatieve propagandamachine van deze politieke beweging opgericht in 1966.
Douglas was midden jaren zestig opgeleid aan het City College van San Francisco in grafische technieken. Hier leerde hij basistechnieken zoals figuurtekenen, schetsen, illustreren, belettering, lay-out en alles rondom het drukproces. Zijn onderbuurman Charles Bible onderwees hem in de techniek om schilderijen op grote schaal te reproduceren. Ook werkte hij een tijdje in een zeefdrukwerkplaats. Het was de periode dat de Civil Rights Movement op zijn hoogtepunt was. Douglas bezocht activiteiten van de Black Students Union, waar hij leden van de revolutionaire Black Panther Party ontmoette, die in opstand waren gekomen tegen de onderdrukking van de zwarte gemeenschap en tegenwicht moesten bieden aan de KKK. In de ghetto’s patrouilleerden ze met gewapende burgermilities als bescherming tegen racistisch politiegeweld, later introduceerden ze sociale gemeenschapsprojecten om de bevolking te ‘empoweren’.
Douglas werd betrokken bij de opzet van een nieuwe krant, gepromoveerd tot art-director van deze BPP-newspaper en vervolgens ‘Minister of Culture’ van de beweging. Hij maakte de krant visueler, vereenvoudigde titels en bijschriften zodat de boodschap binnenkwam zonder eerst het hele artikel te moeten lezen. Zijn artwork was opvallend. Hij portretteerde de arme zwarte bevolking met trots en plaatste hen voor het eerst in hun eigen kracht. De esthetiek van zijn tekenstijl ontleende Douglas aan de houtdrukkunst. Omdat de houtsnedetechniek zo bewerkelijk was, ontwikkelde hij een vergelijkbare schilderstijl met behulp van kwast, pen en inkt, en markers. De afgebeelde figuren hebben iets karikaturaals doordat hij hun gelaatstrekken uitvergroot; voor Douglas dé manier om zijn boodschap te verkondigen. Let ook eens op hoe mooi hij de vlakken opvult met rasters en andere grafische patronen.
Mijn associatie met Nolde is bij nader inzien zo gek nog niet. Het is zelfs mogelijk dat Douglas werk van Nolde in San Francisco heeft gezien en hierdoor werd geïnspireerd. Het Fine Arts Museums of San Francisco (SFMAM) verzamelt namelijk werk van Nolde en deed in 1960 een bijzondere aankoop: de zwart-wit houtsnede ‘Family’ gemaakt in 1917 naar aanleiding van zijn deelname aan een overheidsexpeditie naar Duits Nieuw-Guinea. De overeenkomst met Douglas zit in de dikke zwarte lijnvoering en de uitdrukking op de gezichten. Met karikaturale overdrijving in expressie en gebaren sneed Nolde de afbeelding van een ouderpaar met hun kind uit in het houtblok. Een voorstelling die indruk maakt. De opengesperde ogen van het kind en de verbijsterde blik van de vader intrigeren én verontrusten. De figuren zijn uitgewerkt in krachtige dikke zwarte lijnen met behoud van de ruwe sporen van de houtsnijtechniek. Met dit soort ‘primitivistische’ beelden schopte Nolde – samen met zijn collega’s van kunstbeweging ‘Die Brücke’ – tegen de academische tradities begin 20e eeuw.
Nog beter vergelijkingsmateriaal biedt een onuitputtelijke serie portretten in waterverf van Nolde; karakteristieke kleurrijke observaties op groot formaat van eilandbewoners van de Zuidzee. Weliswaar reisde hij in 1914 met een etnologische expeditie in dienst van de Duitse overheid, in woord en beeld bestreed Nolde het ‘castrerende’ effect van het kolonialisme op de waardigheid en integriteit van de eilandbewoners. Hij ondernam zelf geen actie tegen de bruutheid van het plaatselijke Duitse bestuur en bracht de bevolking niet als slachtoffers in beeld, maar gaf commentaar op wat hij zag door de lokale bevolking in hun ongerepte natuurlijke hoedanigheid af te beelden. In zijn dagboek schrijft Nolde bewonderenswaardig over ‘a magnificant folk’ en ‘powerful figures’ zolang ze niet door de blanke overheersing waren verpest.
Hij wijst op de soms gevaarlijke omstandigheden waarin hij zijn tekeningen maakte. Sommige bewoners waren door de Duitse overheid uit het bos geplukt om te worden te werk gesteld en hadden nog nooit een blanke westerling gezien. Nolde vergelijkt hun uitdrukking en houding letterlijk met die van zwarte panters: “When one of their eyes lit on me from a corner, it was unsettling, and when they looked at you directly, it was so wild and despising, like the look of black panthers or leopards. They had been captured. They worked up. They came direct from the bush, the primal forest…”
Hoewel Nolde in Nieuw-Guinea sympathiseerde met de culturele underdog en Darwins theorie van het recht van de sterkten verfoeide, zou hij later in eigen land radicaliseren. Zijn ideeën over cultureel bewustzijn veranderden in nationalistisch en racistisch sentiment. Hij streefde naar een ‘pure’ Duitse kunst, vrij van buitenlandse invloeden. In de jaren dertig hekelde hij met name de Franse en Joodse ‘Uberfremdung’ in het kunstcircuit. Hoewel Goebbels aanvankelijk zijn werk verzamelde, werd Nolde tot zijn grote teleurstelling door de nazi’s afgewezen. Zijn werk werd door Hitler als ‘Entartet’ beschouwd en verboden. Nolde en Douglas lijken nauwelijks te vergelijken, de verschillen in tijdsgewricht en politieke issues zijn groot. Douglas, activistisch en zelf behorend tot de onderdrukte zwarte minderheid in de VS, Nolde een kritisch buitenstaander tussen de eilandvolkeren van de Zuidzee met latere NSDAP-sympathieën. Staan ze hier dan tegenover elkaar als exponenten van de black en white power? Ik denk van niet. Beiden hebben met hun directe expressieve beeldtaal juist de trots van onderdrukte bevolkingsgroepen in het koloniale tijdperk gezicht gegeven.
In het chique Huis Huegetan aan het Lange Voorhout in Den Haag heeft West waarschijnlijk haar laatste presentatie ter plekke gemaakt en die bestaat uit een onwaarschijnlijk contrasterend onderwerp: De geschiedenis van de Black Panthers zoals die zich in de door hen gebruikte mediatechnieken voltrok. Het is een tentoonstelling die gecureerd is door Juan Pablo Fajardo, een Colombiaan die mede-oprichter is van La Bilueta, een onafhankelijk publicatieplatform annex kunstenaarspodium dat geïnteresseerd is in sociale fotografie, grafisch ontwerp en de wijze waarop inhoud in gedrukte media vorm krijgt. La Bilueta heeft eerder een kleinere presentatie getoond van dit materiaal in Bogotá en in een enigszins andere vorm in Sao Paulo. Er is veel gebruik gemaakt van de ontwerpen van en interviews met Emory Douglas die aan de wieg stond van de Black Panthers en Fajardo heeft zelfs nog een interview gehad met Bobby Seale die de onrustige jaren in tegenstelling tot een aantal van zijn strijdmakkers heeft overleefd.
De tentoonstelling is bepaald actueel te noemen aangezien racisme in de VS nooit verdwenen is en nu met de recente Black Lives Matter acties n.a.v. diverse moorden op zwarte burgers weer meer in het nieuws verschijnt. De Black Panthers probeerden door bewustwording en sociale activiteiten de zwarte gemeenschap gevoel voor eigenwaarde te verschaffen en ook door door fel te reageren op de repressie die hen ten deel viel. Acties als het gewapenderhand bezetten van het gouvernementsgebouw van de staat California (symbolisch, met wapens die niet geladen waren) of met acties tegen de gevangenneming van Bobby Seale en Huey Newton of de moord op Fred Hampton.
Sociale acties als gratis gezondheidszorg of ontbijt voor kinderen maken de Panthers populair bij de zwarte bevolking en door zich met vergelijkbare Latijns-Amerikaanse of indiaanse groeperingen solidair te verklaren en met hen acties te ondernemen wordt de beweging breed gedragen. Hollywoodsterren en intellectuelen verklaren zich solidair, maar uiteindelijk wordt de groep in 1982 door repressie gedesillusioneerd opgeheven. In de tentoonstelling zijn foto’s affiches, publicaties, geluidsdragers en kranten te zien en een video waarmee duidelijk wordt dat Douglas en anderen met een gezonde DIY-mentaliteit zeer effectieve middelen hadden om het volk te activeren. Een fotograaf als Stephen Sheames, een student uit Berkely, die prachtige portretten maakte van diverse leiders en foto’s van gebeurtenissen zat zo dicht op de beweging dat in die foto’s een aansprekende vorm van intimiteit toonden die de zwarte gemeenschap met de beweging engageerde.
Zelf volgde ik in de zeventiger jaren de undergroundpers in Nederland en de VS en ik herkende een aantal beelden en gebeurtenissen die ik destijds regelmatig tegen kwam. Dat het allemaal zo dramatisch eindigde voor de Panthers is een beetje langs me heen gegaan. Het racisme in de VS bleef bestaan zoals ik zelf heb gemerkt twee jaar geleden en recent is het weer toegenomen met de opkomst van de alt-right beweging. Dit geeft wel aan dat dit een actuele tentoonstelling is. Dat een van de Marvel-superhelden waarvan de film een van de grootste recettes van vorig jaar opleverde de naam The Black Panther draagt is misschien niet helemaal toevallig…
De tentoonstelling is bepaald actueel te noemen aangezien racisme in de VS nooit verdwenen is en nu met de recente Black Lives Matter acties n.a.v. diverse moorden op zwarte burgers weer meer in het nieuws verschijnt. De Black Panthers probeerden door bewustwording en sociale activiteiten de zwarte gemeenschap gevoel voor eigenwaarde te verschaffen en ook door door fel te reageren op de repressie die hen ten deel viel. Acties als het gewapenderhand bezetten van het gouvernementsgebouw van de staat California (symbolisch, met wapens die niet geladen waren) of met acties tegen de gevangenneming van Bobby Seale en Huey Newton of de moord op Fred Hampton.
Sociale acties als gratis gezondheidszorg of ontbijt voor kinderen maken de Panthers populair bij de zwarte bevolking en door zich met vergelijkbare Latijns-Amerikaanse of indiaanse groeperingen solidair te verklaren en met hen acties te ondernemen wordt de beweging breed gedragen. Hollywoodsterren en intellectuelen verklaren zich solidair, maar uiteindelijk wordt de groep in 1982 door repressie gedesillusioneerd opgeheven. In de tentoonstelling zijn foto’s affiches, publicaties, geluidsdragers en kranten te zien en een video waarmee duidelijk wordt dat Douglas en anderen met een gezonde DIY-mentaliteit zeer effectieve middelen hadden om het volk te activeren. Een fotograaf als Stephen Sheames, een student uit Berkely, die prachtige portretten maakte van diverse leiders en foto’s van gebeurtenissen zat zo dicht op de beweging dat in die foto’s een aansprekende vorm van intimiteit toonden die de zwarte gemeenschap met de beweging engageerde.
Zelf volgde ik in de zeventiger jaren de undergroundpers in Nederland en de VS en ik herkende een aantal beelden en gebeurtenissen die ik destijds regelmatig tegen kwam. Dat het allemaal zo dramatisch eindigde voor de Panthers is een beetje langs me heen gegaan. Het racisme in de VS bleef bestaan zoals ik zelf heb gemerkt twee jaar geleden en recent is het weer toegenomen met de opkomst van de alt-right beweging. Dit geeft wel aan dat dit een actuele tentoonstelling is. Dat een van de Marvel-superhelden waarvan de film een van de grootste recettes van vorig jaar opleverde de naam The Black Panther draagt is misschien niet helemaal toevallig…